29-10-2008
Staat in een staat.
Reeds in 2006 en 2007 was het mij duidelijk, dat de rechterlijke macht in Nederland een eigen koers
vaart.
Waar de wetgever een artikel heeft gemaakt, waarin het slachtoffer zich mag verdedigen tegen agressie,
waarin hij een gevaar voor lijf en leden ziet , schuift het O.M. en de rechterlijke macht dit artikel ( art 41
WvS) hautain terzijde.
Zeker als de dader een ook door de rechterlijke macht gepamperde allochtoon is ( lees Marokkaan).
Zodra in Nederland een islamitische immigrant die zich niet houdt aan de Nederlandse wetten, normen
en waarden en die zich te buiten gaat aan diefstal, geweld, vandalisme, drugsdealing, of welke andere
misdaad tegen de mensheid dan ook en een autochtoon weerhoudt hem vervolgens op krachtige wijze van
zijn voornemen, dan is die autochtoon notabene voor het O.M. het aan te schieten wild.
Het gebruikelijke - dat ook bij die misdadigers bekend is - behoort te worden nageleefd.
En het gebruikelijke, in de ogen der overheid wénselijke, is dan, dat men zo'n misdadiger bij voorkeur in
alle rust zijn misdaad laat begaan, zonder zich zelf, of zijn familie, of zijn bezit tegen deze misdadiger
zelfs maar te trachten te beschermen.
De wet in Nederland voorziet weliswaar officieel in het mogen beschermen van eigen lijf en leden e.d.,
maar zowel de O.M.'s als de rechterlijke macht negeren dit toch zéér noodzakelijke en rechtvaardige en
de burger beschermende wetsartikel volkomen!
Dat rechters - en ook het O.M- op de stoel van de wetgever gaan zitten en zij derhalve buiten hun boekje
gaan, stoort hen duidelijk in het geheel niet.
Zoals al eerder door mij aangehaald, is klassenjustitie , zoals die in Nederland gebruikelijk is gaan
worden, in de ogen van corrupte rechters een normale zaak geworden.
Door de opzettelijk slappe houding van de wetgever en ook van de Tweede Kamer, zal het griezelige feit,
dat juist rechters zich niet aan de wet houden, naar te vrezen valt nog heel lang doorgaan.
De rechterlijke macht en de politiek kunnen in Nederland gemakkelijk door één deur.
Beide menen, dat zij het gepeupel hun wil mogen opleggen zónder zichzelf daarbij aan de wet te houden.
Ook in de Tweede Kamer wordt meer aandacht besteed aan het 'taalgebruik' van sommige Kamerleden,
dan aan de inhoud van hetgeen die Kamerleden te zeggen hebben.
Het door rechters en officieren van justitie genegeerde artikel luidt als volgt:

Art. 40 . Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.
Art. 41 . - 1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of
eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
- 2. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het
onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.

Artikel 40 spreekt een slachtoffer al vrij, als er sprake was van overmacht van de kant van de aanrander
en Artikel 41 zegt in lid 1, vrij vertaald:
dat niemand gestraft mag worden voor de gevolgen van de noodzakelijke verdediging van eigen of
andermans lijf en goed.
en in lid 2,
dat niemand gestraft mag worden als hij daarbij, in het vuur van een door de aanranding veroorzaakte
hevige gemoedstoestand, wellicht verder gaat dan strikt genomen nodig was voor die verdediging.

Deze wetsteksten beantwoorden volledig aan ons rechtsgevoel, want zowel art. 40 als art. 41 lid 2 zeggen
gewoon tegen de dader: "eigen schuld - dikke bult".
Helaas voor het slachtoffer, heeft de Nederlandse staat (en daarmee ook het gehele justitiële apparaat) in
al zijn 'wijsheid' besloten, om dit artikel in de praktijk gewoon niet te gebruiken. Ook reeds dáár bepalen
kennelijk de Nederlandse Marokkanen al, wat wel en wat niet door het O.M. mag en kan worden
aangekaart.
Indien een Marokkaanse crimineel bij een 'bedrijfsongeval' om het leven komt, eist de Marokkaanse
gemeenschap, dat de dader ( in hun ogen dan… ) wordt vervolgd, ook al is er geen enkele grond, om tot
vervolging over te gaan.
Waar de niet Marokkaanse Nederlander een artikel 12 procedure moet beginnen bij het gerechtshof te
Den Haag, slaat de Marokkaanse gemeenschap gewoon een paar keer met de vuist op tafel en wordt de
onschuldige vervolgens alsnog vervolgd.
Het bedrijfsongeval van de draaideur crimineel Ali el B is een goed voorbeeld.
Geen artikel 12 procedure, toen het O.M. weigerde de uit Suriname afkomstige Germaine C. te
vervolgen, maar een eis, vanuit de Marokkaanse gemeenschap afkomstig, om toch maar te vervolgen,
was voor het O.M. te Amsterdam al voldoende aanleiding, om deze onschuldige dame dan maar alsnog
te gaan vervolgen.
Uiteraard heeft ook de rechter in deze zaak zijn 'plicht 'gedaan, door toch een straf te eisen. Dat artikel
41, dat deze mevrouw kon en moest beschermen, in deze zaak door zowel het O.M. als de door rechter
gewoonweg genegeerd is geeft aan, dat het creëren van chaos in de westerse samenleving, die door de
moslimregeringen heet te worden nagestreefd, bij Justitie ( verbazingwekkend en verontrustend genoeg)
in goede handen is.
Gerechtigheid?
Recht?
Dat zijn zaken, waar slechts de Nederlandse Marokkanen en de zich 'elite' noemende politici ( en de echte
criminelen ) op kunnen rekenen.
Voor de burger, die lijf en goed wil verdedigen, rest dan slechts de in feite onwettige uitspraak van een
rechter, die zonder schroom op de stoel van de wetgever is gaan zitten en die zijn spreekwoordelijke
middelvinger naar de politiek uitsteekt.
Dag.